Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten…
ongetwijfeld kent u allemaal deze tekst regel van de voorman van de tachtigers Willem Kloos.
Deze zin en het gedachtegoed van Kloos en de tachtigers (de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie) die de kunsten, in hun specifieke geval de dichtkunst, los laat zingen van de moralistische preken die tot dan toe de dichtkunst bepaalden en die de vrijheid van expressie van het individu inluidt.
Je zou deze actie met een beetje goede wil kunnen duiden als punk avant la letre.
Ik moest er weer aan denken toen ik een week of drie geleden in het Drents museum liep en een prachtige oude uitgave van Kloos tentoongesteld zag.
Deze ene zin (Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten) doet mij meteen denken aan de tekst regels waarmee de mij zeer dierbare en ooit vormende elpee Horses van Patti Smith uit 1975 opent.
Je hoort de bas en de piano drie tonen herhalen, rustig, zacht en dan kan komt die rasperige vlijmscherpe bijna hekserige stem van Patti Smith:
Jesus died for somebody´s sins, but not mine…
Tja en zoals we allemaal weten ligt toeval altijd en overal dankbaar te wachten op algemeen gebruik en uiteraard was dat ook nu het geval.
Een paar dagen later word ik gebeld door Benno Tempel: joh jij hebt toch iets met Breitner? Tenminste dat heb ik weleens van je begrepen.
Wij maken een tentoonstelling over de tachtigers en nu dachten we, is het niet leuk als jij bij de opening een woordje doet.
Mijn hoofd schiet op dat soort momenten in een soort hyper overdrive en onwillekeurig schoten mijn gedachten via Kloos, ik denk ingegeven door de ritmiek van zijn gedicht naar een gedicht van diezelfde Patti Smith genaamd Piss Factory.
Hierin verhaalt ze over haar baantje als schoolverlater in een fabriek in New Jersey en de bijbehorende beklemming en toekomstloosheid:
Sixteen and time to pay off
I got this job in a piss factory inspecting pipe
Forty hours thirty-six dollars a week
But it’s a paycheck, Jack.
It’s so hot in here, hot like Sahara
You could faint in the heat
But these bitches are just too lame to understand
Too goddamned grateful to get this job
To know they’re getting screwed up the ass
Dit gaat nog een fiks aantal strofen door en alles word steeds benauwder en de voordracht gejaagder, opzwepender en eindigt ermee dat ze haar job vaarwel zegt en naar de stad trekt, het beloofde land waar alles beter gaat worden dan deze betekenisloze job in die stinkende fabriek, naar een plek vol ritme, avontuur, bravoure, verrassing, beweging.
…And I’m gonna go, I’m gonna get out of here
I’m gonna get out of here, I’m gonna get on that train,
I’m gonna go on that train and go to New York City
I’m gonna be somebody, I’m gonna get on that train, go to New York City,
I’m gonna be so bad I’m gonna be a big star and I will never return,
Never return, no, never return, to burn out in this piss factory
And I will travel light.
Oh, watch me now.
Breitner´s werk is natuurlijk een lofzang op het ritme van de stad, de vluchtigheid, de smeltkroes aan individuen die de stad bevolken, de industrie, de straatlantaarns, de romantiek van de moderniteit.
Breitner (en zijn vriend Isaac Israels wellicht nog veel meer) stelt de mens centraal , bejubelt, bezingt hen en dan in het bijzonder de gewone mens:
De dienstmeiden, de arbeider, Geesje Kwak in die prachtige Japanse japonnen
Een geweldig, positief beeld, bruisend van energie.
Hoewel…
je zou kunnen zeggen dat de toon van Breitner´s palet bijna het tegenovergestelde weerspiegelt en je gedachten glijden dan ook langzaam af en je bedenkt je hoe het daar in dat Amsterdam geroken moet hebben, hoe vuil het moet zijn geweest, het kabaal van paard en wagen op de keien, de rommeligheid.
Mede door die stadse kale sound van de New York punk van Patti Smith en films en televisie uit mijn jeugd had de grote stad ook op mij een ongelooflijke aantrekkingskracht.
En toen ik midden twintig was deed zich eindelijk de kans voor om naar een aantal metropolen te kunnen reizen.
In korte tijd trokken mijn vrouw en ik van Parijs naar New York naar Tai Pei en Cairo.
Ik genoot als een gek van de energie en hectiek van al deze steden en de stad was meteen een dankbaar onderwerp voor mijn werk.
Onze nieuwsgierigheid , onrust en honger naar kunst en avontuur bleef doorwoekeren en mede daardoor kwamen we uiteindelijk in Berlijn terecht, dit bleek voor het eerst een plek waar we ons beiden enorm thuis voelden.
Vrij snel was beslist, hier gaan we wonen.
Dagelijks dwaalden we door alle uithoeken van de stad, fotograferend, onderzoekend, kijkend, voelend.
Mijn onderwerp was de stedelijke omgeving en de inspiratie spoot als het ware tussen de stoeptegels uit.
Gebouwen waren vaak niet zo maar een gebouw maar hadden andere functies gehad en sleepten een hele geschiedenis met zich mee.
Er vielen allerlei parallellen te trekken tussen heden en verleden, alles kantelde en schuurde.
In geen enkele stad kunnen de straten zo Breitneriaans mooi nat zijn als in herfstig Berlijn.
Bij ons om de hoek op de Karl Marx allee (voorheen de Stalin allee ik bedoel maar) stonden zelfs nog gas lantarens langs de weg.
En met een beetje geluk liep je op de Kurfurstendamm qua sfeer zo een schilderij van Israels binnen.
Maar wat we ook bemerkten was dat na een paar jaar, mede debet aan figuren zoals wijzelf namelijk de kunst nomaden van de easy-jetset , hele wijken begonnen te veranderen.
In een steeds hogere versnelling schoten de huren omhoog en zoals altijd wanneer plekken enigszins ontgonnen zijn door kunstenaars en aanverwante types, volgden de (vaak buitenlandse) vastgoed cowboys.
Buurtbewoners die soms al generaties lang in een wijk woonden moesten het veld ruimen voor bijvoorbeeld de door Berlijners hartgrondig gehate Schwaben (lees young urbans uit het rijke Bayern), air b and b, en wederom figuren als wij, buitenlanders met een centje, vaak werkend in de creatieve industrie etc. die de driedubbele huur of koopprijs met gemak konden opbrengen omdat die nog altijd ver onder onze standaard lag.
Afijn het bekende Gentrificatie proces dus.
Een fenomeen dat uiteindelijk het karakter van hele stadsdelen volledig omgooide en de sociale cohesie holde uiteraard achteruit.
We hebben dit getrificerings proces werkelijk nergens zo snel zien voltrekken als in met name voormalig Oost Berlijn.
Veranderingen waren echt bijna van week tot week zichtbaar.
Veel westerse steden en Amsterdam is daarop geen uitzondering zijn de laatste decennia verworden tot een soort gevaarloze en inwisselbare entertainment machines en je kunt je afvragen of Breitner en zijn tijdgenoten er nog wel hun inspiratie in zouden hebben gevonden.
Zouden ze juist de eenvormigheid van de prefab architectuur als motief hebben genomen of de wildgroei aan Nutella shops en aanverwante middelmatigheden als bierfietsen?
Wellicht dat de Geesje Kwak van nu wel een verveelde selfie schietende puber zou zijn in een veel te dure designer jurk en zouden we haar eerder als afstotend dan fascinerend ervaren.
Zou Israels shoppende touristen hebben geschilderd hangend voor de etalage van de H&M ?
Ik denk het eerlijk gezegd niet.
Helaas schiet tijd nu tekort om daar dieper op in te gaan maar o.a. deze observaties en uiteraard ook het verleden van de gedeelde stad die Berlijn ooit was, hebben hun sporen overduidelijk in mijn werk achtergelaten.
Mijn romantische gedachten over het swingende leven in de metropool is door de tijd links en rechts loeihard ingehaald en het donkere palet van Breitner indachtig veranderde mijn werk inhoudelijk steeds meer van toon.
Net zoals Breitner plekken in de stad bij elkaar voegde in zijn werk om de energie en beweging van de stad te benadrukken heb ik deze werkwijze in mijn werk gebruikt om juist de teloorgang van de stad te benadrukken.
Een resultaat van deze zoektocht hangt als ik het goed heb begrepen bij, dan wel, in de buurt van deze tentoonstelling op zaal en ik sta zelf eerlijk gezegd te popelen om stiekem een vergelijk te mogen maken met de grootmeesters en naar ik hoop U ook.
Veel plezier bij deze prachtige tentoonstelling en dank u wel!
foto van John Heemskerk.